Twee mannen aan een tafel, boven een bordeauxkleurig boekje. “Weet je welke vogel ik niet kan uitstaan? Deze hier, de Cetti’s zanger. Je hoort hem constant, maar ziet hem nooit. Echt een klootzakvogel!” Gelach. De Petersons wordt veertig pagina’s verder opengeklapt. “Lap, de middelste bonte specht, mijn zwart beest! Ik schaam me te pletter dat ik hem nog nooit gespot heb.” Zo ging het er tijdens onze eerste ontmoeting aan toe. Tijdens een opname van de Fwiet-podcast wisselden wij, ornithologen van het vierde knoopsgat, onze ‘on the field’-ervaringen uit. We hadden het over vogels die ons irriteerden, amuseerden en fascineerden. Zoals de oehoe die me op een zondagvoormiddag verschrikkelijk arrogant vanuit een lork,aanstaarde. Of de baardmannetjes die je zogezegd in het Groot Rietveld van Kallo niet kan missen, maar wel altijd hun siësta houden als je er met een verrekijker staat. We hadden het ook over ernstige dingen. Dat patrijzen de geilste vogels op aarde zijn. Dat een koppel spechten de Spaceshuttle eens aan de grond heeft gehouden. En dat het godgeklaagd is dat we nog steeds geen matkop van een glanskop kunnen onderscheiden. We mijmerden over onze jeugd, toen ons luchtruim nog meer zomertortels dan coronavirussen telde. En over onze stoutste dromen, waarin voedertafels overspoeld worden door goudvinken en woudapen in visvijvers neerdalen. Tussendoor inspecteerde Begijn mijn boekenkast. En plots werd het zaadje gepland: hoe mooi het zou zijn als we onze passie voor onze vogels met die van het geschreven woord zouden combineren? In een stijlvol magazine waarin boeiende vogelverhalen gestoffeerd worden met prachtige foto’s, gemaakt door onze beste vogelpennen en – fotografen? Na een lange trekvlucht van redactievergadering naar redactievergadering, inclusief enkele schrijf- en lay-out-marathons, zijn we fier jullie Fwiet! te mogen voorstellen.
Veel leesplezier met Fwiet!,
Begijn en Jeroen.