Eén van de eerste vogels die Jeroen op de trip naar Varanger fotografeerde was het moerassneeuwhoen. Zoals veel arctische vogels heeft hij zich aangepast aan de barre omstandigheden van de toendra. Naast hun dikke verenkleed hebben ze ook bevederde poten, wat helpt om warmte vast te houden en hen beschermt tegen de koude ondergrond. In de winter graven ze soms in de sneeuw om zichzelf te beschermen tegen de kou en roofdieren. In de winter is hun verenkleed volledig wit, wat hen helpt om zich in het sneeuwlandschap te camoufleren tegen predatoren. In de zomer verandert hun verenkleed naar een bruine tint. Ook hun dieet is aangepast. In de winter eten ze vooral knoppen van wilgen en berken, terwijl ze in de zomer meer insecten, bessen en bladeren consumeren. Meer weetjes over het moerassneeuwhoen vindt u in Fwiet 8: Noord.